Mensen met schizofrenie hebben veel op hun bord, maar nu hebben ze nog meer aan hun hoofd. Een nieuwe studie uitgevoerd door onderzoekers uit Queensland heeft aangetoond dat kattenbezit het risico op schizofrenie en psychotische stoornissen verdubbelt.
Katten worden al lang geassocieerd met schattig en knuffelig zijn, maar wat veel mensen niet weten is dat ze misschien ook een duister geheim hebben. Nieuw onderzoek suggereert dat het bezitten van een kat mogelijk het risico van een persoon op het ontwikkelen van aan schizofrenie gerelateerde aandoeningen kan verdubbelen.
Kattenbezit verdubbelt het risico op schizofrenie
De studie, uitgevoerd door psychiater John McGrath en zijn team van het Queensland Centre for Mental Health Research, beoordeelde 17 onderzoeken die de afgelopen veertig jaar zijn gepubliceerd uit meerdere landen, waaronder de VS en het VK. Ze vonden een significant verband tussen het bezitten van katten en een verhoogde kans op het ontwikkelen van aan schizofrenie gerelateerde stoornissen.
Individuen die werden blootgesteld aan onze mysterieuze katachtige bondgenoten hadden ongeveer twee keer zoveel kans om deze psychische aandoeningen te ontwikkelen.
Het idee dat kattenbezit in verband kan worden gebracht met het risico op schizofrenie verscheen voor het eerst in een onderzoek uit 1995, waarin werd gewezen op blootstelling aan een parasiet genaamd Toxoplasma gondii als mogelijke oorzaak. T. gondii wordt voornamelijk overgedragen via onvoldoende verhit vlees of vervuild water, maar kan ook worden overgedragen via kattenbeten of contact met geïnfecteerde kattenuitwerpselen.
Hoewel ongeveer 40 miljoen mensen in de VS mogelijk besmet zijn, zijn de meeste asymptomatisch. Niettemin hebben onderzoekers ontdekt dat T. gondii het centrale zenuwstelsel kan infiltreren en neurotransmitters kan beïnvloeden. Het leidt mogelijk tot persoonlijkheidsveranderingen, het optreden van psychotische symptomen en zelfs ernstige stoornissen zoals deze.
Katten en geestelijke gezondheid: moeten katteneigenaren zich zorgen maken?
Hoewel deze studie het verband tussen kattenbezit en aan schizofrenie gerelateerde stoornissen versterkt, is het essentieel om de resultaten met voorzichtigheid te benaderen. De onderzoekers erkennen dat het merendeel van de onderzoeken case-control onderzoeken waren, waarin geen oorzaak en gevolg kan worden vastgesteld.
Bovendien was de kwaliteit van sommige onderzoeken laag, wat mogelijk de uitkomsten beïnvloedde. De bevindingen waren inconsistent in de onderzoeken, wat suggereert dat er meer onderzoek nodig is om het precieze tijdsbestek en de factoren te begrijpen die bijdragen aan de vergelijking tussen kattenblootstelling en schizofrenie.
In hun conclusie benadrukken de onderzoekers de behoefte aan meer hoogwaardige onderzoeken met grote, representatieve steekproeven. Dit fascinerende onderwerp blijft onderzoekers in verwarring brengen, en er valt nog veel meer te ontdekken in de ingewikkelde relatie tussen katten en geestelijke gezondheid.
Moeten katteneigenaren zich zorgen maken? De bevindingen van het onderzoek roepen zeker intrigerende vragen op over de potentiële impact van onze katachtige metgezellen op de geestelijke gezondheid. Het is echter belangrijk om te onthouden dat het bezitten van een kat geen garantie is voor de ontwikkeling van schizofrenie. Naarmate er meer onderzoek wordt gedaan, zullen de details van dit verband duidelijker worden, waardoor beter geïnformeerde discussies over dit onderwerp mogelijk zijn.
We blijven dus met meer vragen dan antwoorden zitten. Maar één ding is duidelijk: er spelen hier verschillende factoren een rol, en het is belangrijk om ze allemaal in overweging te nemen bij het opbouwen van onze argumenten voor kattenbezit. En toch is deze studie, ondanks de beperkingen, slechts de laatste in een groeiende hoeveelheid gegevens die erop wijzen dat er mogelijk een verband bestaat tussen kattenbezit en schizofrenie.
Geef een reactie